Ik wens…

Deontologische code

KONINKLIJK BESLUIT TOT VASTSTELLING VAN DE VOORSCHRIFTEN INZAKE DE PLICHTENLEER VAN DE PSYCHOLOOG

Hoofdstuk I. - Algemene bepalingen
Art.1. Deze deontologische code is van toepassing voor elk individu dat de titel van psycholoog krachtens de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog draagt, ongeacht zijn werkterrein, zijn functies en zijn methodes.

Art.2. De bepalingen van deze code hebben een verklarend en geen beperkend karakter. Ze kunnen bij analogie worden toegepast. Er kan niet contractueel van afgeweken worden.
Ze hebben tot doel het publiek te beschermen, de waardigheid en de integriteit van het beroep te bewaren en de kwaliteit van de door de houders van de titel van psycholoog gepresteerde diensten te waarborgen.

Hoofdstuk II. - Definities
Art.3. Met het oog op de toepassing van deze deontologische code, wordt verstaan onder:
- De wet: de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog;
- Psycholoog: elke persoon die de titel van psycholoog draagt in de zin van de wet van 8 november 1993 tot bescherming van de titel van psycholoog;
- Cliënt: elke persoon, elke groep of elke organisatie die een beroep doet op de professionele diensten of begeleiding van een psycholoog;
- Proefpersoon: elke persoon die deel uitmaakt van een psychologisch onderzoekstaal of die onderwerp is van een door een rechtbank of een administratieve overheid besteld psychologische onderzoek.
 Gemachtigde derde: elke natuurlijke persoon, rechtspersoon of instelling die wettelijk of contractueel het recht heeft een psychologisch advies of een psychologische expertise te vragen, namelijk onder andere de ouders, de voogd, de tijdelijke beheerder, de magistraat en de werkgever.
      
GEPUBLICEERD IN HET STAATSBLAD OP 16 MEI 2014 VAN KRACHT VANAF 26 MEI 2014
      
 Art.4. De hoedanigheid van cliënt of proefpersoon wordt op elk moment van de relatie tussen de psycholoog en de persoon of de groep van personen die het onderwerp is van zijn behandeling, beoordeeld. De toegekende beschermingsgraad is onomkeerbaar.
Hoofdstuk 

III. - Het beroepsgeheim Afdeling I. - Openbare orde karakter van het beroepsgeheim
Art.5. Uit zorg om de privacy van de personen en bewust van de noodzaak van de toegankelijkheid van het beroep voor allen, legt de psycholoog zichzelf een discretie op over alles wat hij door en tijdens de uitoefening van het beroep verneemt.
Dit houdt minstens de naleving in van het verplichte beroepsgeheim zoals bepaald in de strafwetgeving.
Het beroepsgeheim is van openbare orde: de psycholoog die een cliënt of proefpersoon onder zijn hoede heeft is in alle omstandigheden door het beroepsgeheim gebonden.

Art.6. Zodra een psycholoog begint aan een onderzoekswerk, een onderzoek, een begeleiding of een behandeling, treedt hij in een vertrouwensrelatie met zijn cliënt of proefpersoon, en is hij gebonden door de discretieplicht en het beroepsgeheim.

Art.7. Door de geheimhouding die de psycholoog aan zijn cliënt of proefpersoon verschuldigd is, is het hem verboden bekend te maken dat een persoon zijn diensten heeft ingeroepen. Op verzoek van de cliënt of proefpersoon kan hij hem echter een bewijs van consultatie afgeven.

Art.8. Indien hij verslag uitbrengt bij een gemachtigde derde, beperkt de psycholoog zich tot de informatie die rechtstreeks betrekking heeft op de gestelde vraag.

Art.9. Noch het einde van de professionele relatie, noch het overlijden van de cliënt of proefpersoon, noch de tussenkomst van één van de erfgenamen heft de discretieplicht van de psycholoog op.
De toestemming van de cliënt, van de proefpersoon of de gemachtigde derde bevrijdt de psycholoog niet van zijn discretieplicht.
De psycholoog die het voorwerp uitmaakt van een tuchtonderzoek kan in dit kader de gehele waarheid bekendmaken. Hij is echter gerechtigd de vertrouwelijke mededelingen van de cliënt of proefpersoon te verzwijgen.
 
 Afdeling II. - Wettelijke uitzonderingen op de verplichting van het beroepsgeheim

Onderafdeling I. - Gevallen en situaties waarin de wetgeving een uitzondering op het beroepsgeheim toestaat zonder de psycholoog te verplichten het te doorbreken.
Art.10. Indien een wetgeving toestaat bepaalde informatie in afwijking van het beroepsgeheim bekend te maken zonder evenwel de bekendmaking van deze informatie te verplichten, blijft de psycholoog die over dergelijke informatie beschikt onderworpen aan de discretieplicht.

Art.11. De psycholoog bedoeld in artikel 10 mag enkel informatie meedelen of vertrouwelijke mededelingen doen die hij persoonlijk heeft ontvangen of vastgesteld nadat hij in eer en geweten de situatie heeft geëvalueerd, en doet zo nodig een beroep op de hulp van zijn vakgenoten.
Onderafdeling II. - Gevallen en situaties waarin de wetgeving de psycholoog verplicht het beroepsgeheim te doorbreken.

Art.12. De psycholoog is bevrijd van zijn discretieplicht en kan deze niet inroepen in de gevallen en situaties waarin een wetgeving hem verplicht informatie bekend te maken zoals bijvoorbeeld de gevallen van aangifteplicht bedoeld in de artikelen 422bis en 458bis van het strafwetboek of de situatie bedoeld in artikel 458 van het strafwetboek waarin de psycholoog geroepen wordt om in rechte of voor een parlementaire onderzoekscommissie getuigenis af te leggen.
Art.13. De psycholoog houdt zich op de hoogte van de ontwikkeling van alle wetgevingen die hem ertoe verplichten om geheimen die hij draagt bekend te maken.

Afdeling III. - Beroepsgeheim en beroepspraktijk
Art.14. Het gedeelde beroepsgeheim: De psycholoog kan op eigen verantwoordelijkheid vertrouwelijke gegevens waarover hij beschikt delen om de doeltreffendheid van zijn werk te optimaliseren. Hiertoe past hij de gebruikelijke cumulatieve regels betreffende het gedeelde geheim: Voorafgaande inlichting en akkoord van de bewaarder van het geheim, uitsluitend in het belang van deze laatste, beperkt tot wat strikt noodzakelijk is, uitsluitend met personen die aan het beroepsgeheim onderworpen zijn en die in het kader van eenzelfde opdracht handelen.

Art.15. De psycholoog informeert zich over de eventuele conflictueuze context waarin hem om advies wordt gevraagd.
In situaties van conflictueuze echtscheidingen respecteert de psycholoog de wet betreffende de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag.

Art.16. Bij een aanvraag tot onderzoek van een kind door diegenen die het ouderlijk gezag uitoefenen, mogen de conclusies van het onderzoek alleen overgemaakt worden aan diegenen die het ouderlijk gezag uitoefenen.
 
 Art.17. In het kader van gerechtelijk deskundigen onderzoek weigert de psycholoog elke expertise (of officiële opdracht) betreffende cliënten of proefpersonen die hij heeft ontmoet in het kader van andere professionele relaties, ongeacht of deze al dan niet beëindigd zijn.
De psycholoog-gerechtsdeskundige brengt alle personen die hij/zij bevraagt vooraf op de hoogte van het kader waarbinnen hij zijn opdracht vervult en wijst hen erop dat hij alle ingewonnen relevante informatie dient door te spelen aan zijn opdrachtgever.

Art. 18 De psycholoog belast met een onderwijs- of vormingsopdracht moet de discretieplicht en het beroepsgeheim naleven. De presentatie in persoon van een cliënt, proefpersoon of gemachtigde derde voor louter onderwijsdoeleinden is formeel verboden. Audiovisuele illustraties en directe observaties in het kader van een vorming zijn toegestaan voor zover de deelnemers verwittigd zijn over de deontologische normen en regels ter zake. De anonimiteit van de cliënt, proefpersoon of gemachtigde derde dient in elk geval gevrijwaard te worden.

Art.19. De vrije en geïnformeerde toestemming van de cliënt, proefpersoon of van zijn wettelijke vertegenwoordiger is vereist voorafgaand aan elke handgeschreven, audiovisuele, informatica- of andere vorm van registratie van de gegevens die op hem betrekking hebben. Dit geldt eveneens voor de overdracht van gegevens ongeacht voor welk doeleinde deze overdracht gebeurt. De houders van het ouderlijk gezag geven hun toestemming als vertegenwoordigers van een minderjarige, maar iedereen die dit geregistreerde klinisch materiaal voor opleidingsdoeleinden wil gebruiken moet rekening houden met de leeftijd die het kind op dat ogenblik heeft bereikt. Als het kind in tussentijd meerderjarig is geworden, moet men de toestemming vragen van de persoon die meerderjarig is geworden. Elke persoon behoudt het toegangsrecht tot de geregistreerde gegevens die hem aangaan, en alleen tot die gegevens. De psycholoog zorgt ervoor dat documenten die zijn opgesteld in het kader van zijn werk altijd op dusdanige wijze worden opgemaakt en bewaard dat zij het beroepsgeheim vrijwaren.

Art.20. De psycholoog brengt deelnemers aan een groepssessie ervan op de hoogte dat een willekeurig aspect van het privéleven van één onder hen bekend kan worden gemaakt. Hij wijst op de plicht om de vertrouwelijke aard van de gegevens waarvan zij tijdens de sessie kennis kunnen krijgen, te respecteren.
 
 Hoofdstuk IV. - Algemene principes: Eerbieding van de waardigheid en de rechten van de persoon, de aansprakelijkheid, de deskundigheid en integriteit
Afdeling I. - Eerbiediging van de waardigheid en de rechten van de persoon

Art. 21. 
§1. De psycholoog eerbiedigt en verdedigt, zonder enige vorm van discriminatie, de fundamentele rechten van de persoon en van groepen van personen, namelijk hun vrijheid, waardigheid, privacy, autonomie en integriteit.
Hij vrijwaart het privéleven van elke persoon door de vertrouwelijkheid van zijn tussenkomst te verzekeren, ook wanneer hij verplicht is elementen hiervan door te geven. De strikte naleving van het beroepsgeheim is een basis onderdeel van deze verplichting.
§2. De uitoefening van het beroep van psycholoog vereist eerbied voor de menselijke persoon in zijn psychologische en fysieke heelheid, in gelijk welke situatie.
Dit betekent:
a) Eerbied zonder enige vorm van discriminatie op grond van verschillen inzake etnische afkomst, cultuur, geslacht, taal, vermogen of geboorte. Zo ook mag er geen enkele discriminatie zijn gebaseerd op religieuze, politieke of welke overtuiging ook, of op nationale of sociale afkomst. Dit houdt ook de erkenning in van het recht op gezondheid en welzijn voor elke persoon, als ieder ander, en los van deze verschillen;
b) Eerbied voor de morele waarden van de persoon. De psycholoog respecteert dus de persoonlijke wil van zijn cliënt of proefpersoon om volgens zijn eigen overtuigingen te leven. Het principe van de eerbied voor de menselijke persoon impliceert ook het respect voor de vrijheid (zelfbeschikking) van de cliënt of proefpersoon;
c) Het verbod om voornoemde verschillen of waarden aan te wenden om zich op willekeurige wijze te mengen in het privéleven of om de eer en de reputatie van de persoon te schaden, zowel tijdens als na zijn beroepsuitoefening als psycholoog.
Alles wat eerbied voor de menselijke persoon inhoudt is van toepassing van zodra de professionele relatie een aanvang neemt, tijdens die relatie en na de beëindiging ervan.
§3. De psycholoog geeft aan de cliënt of proefpersoon een begrijpelijke en waarheidsgetrouwe beschrijving van zijn methode. Hij heeft de plicht de cliënt of proefpersoon wanneer deze daarom vraagt, op de hoogte stellen van de resultaten van de onderzoeken die hem aangaan, en dit op een zodanige wijze dat hij er baat bij heeft. De psycholoog antwoordt eveneens op de vragen die hem worden gesteld naar wat er met de ingewonnen gegevens zal gebeuren.

Art.22. Evaluaties door een psycholoog (diagnose of expertise) mogen alleen personen of situaties betreffen die hij zelf heeft kunnen onderzoeken. Rekening houdend met het beroepsgeheim mogen zijn adviezen of toelichtingen algemene problematieken of maatschappelijke gebeurtenissen betreffen waarover aan hem verslag is uitgebracht.

Art.23. 
§1. De psycholoog neemt niemand tegen zijn wil in onderzoek, begeleiding of behandeling. Hij erkent het recht van de cliënt of proefpersoon om in alle onafhankelijkheid al of niet voor hem te kiezen, en op om het even welk ogenblik zijn deelname te onderbreken.
§2. Er is geen instemming van de persoon nodig wanneer de psycholoog zijn opdracht heeft gekregen van een overheid die hiervoor wettelijk bevoegd is. In dit geval moet de psycholoog echter voor de aanvang of bij de verandering van de aard van de professionele relatie nagaan of zowel de derde als de betrokken persoon beschikken over dezelfde informatie inzake het doel, de middelen en de overdracht van de gegevens.
§3. Indien de professionele relatie is opgelegd door een gemachtigde derde moet de proefpersoon of cliënt op de hoogte worden gesteld van alle mogelijke gevolgen van deze relatie. De psycholoog informeert deze derde en de proefpersoon of cliënt over de verschillende modaliteiten en plichten waaraan zij zich tegenover mekaar moeten houden. De proefpersoon of cliënt heeft het recht, indien hij dit wenst, kennis te nemen van de elementen die in het verslag zijn gebruikt (zoals resultaten van tests of van andere evaluatie-instrumenten), evenals van de conclusies die zijn persoon aangaan. Dit recht betekent niet dat de proefpersoon of cliënt het recht heeft de mededeling van het voor de gemachtigde derde bestemde verslag te eisen.
§4. De tussenkomst van de psycholoog bij een minderjarige gebeurt rekening houdende met zijn onderscheidingsvermogen, zijn capaciteiten, zijn situatie, zijn rechtspositie, zijn therapeutische behoeften en de geldende wettelijke bepalingen.
§5. Wanneer een wettelijke vertegenwoordiger verzoekt om een raadpleging voor een minderjarige of voor een wettelijk beschermde meerderjarige die onder zijn gezag staat, probeert de psycholoog hun instemming te verkrijgen in de mate van hun mogelijkheden en vergewist zich van de inlichting en de toestemming van hun wettelijke vertegenwoordiger(s).

Art.24. De vrije en geïnformeerde toestemming van de cliënt of proefpersoon berust op zijn vermogen om vrij te handelen en om verantwoordelijkheid op te nemen voor zijn handelingen. Ingeval de cliënt of proefpersoon niet meer als dusdanig kan handelen, hetzij om medische hetzij om psychologische redenen, zal de psycholoog die een professionele relatie heeft met deze persoon, zich in eerste instantie beroepen op de wensen die deze persoon zelf eventueel heeft geformuleerd voordat hij in zijn huidige toestand is terechtgekomen, en vervolgens, op de wensen van een wettelijk gemachtigde derde.
 
 Afdeling II. - Verantwoordelijkheid van de psycholoog
Art.25. Een psycholoog neemt in het kader van zijn competenties persoonlijk verantwoordelijkheid op voor de keuze, de toepassing en de gevolgen van de methodes en technieken die hij toepast.
Hij neemt tevens persoonlijk de verantwoordelijkheid op voor de professionele adviezen die hij geeft ten aanzien van personen, van groepen en van de maatschappij.
Hij neemt een middelenverbintenis op en geen resultaatsverbintenis.

Art.26. De psycholoog eist van zijn medewerkers niet-psychologen de naleving van deze deontologische regels in de taken die ze uitvoeren. Hij neemt de verantwoordelijkheid op voor hun eventuele niet- naleving.

Art.27. De psycholoog is gedekt door een verzekering die geschikt is voor de vergoeding van alle schade die hij, rekening houdend met de sector waarin hij actief is, kan veroorzaken.

Art.28. Wanneer een psycholoog bij de uitoefening van zijn beroep contractueel of statutair verbonden is aan een privéonderneming of een openbare instelling, houdt dit geen wijziging in van zijn professionele plichten en in het bijzonder van de verplichtingen betreffende het beroepsgeheim en van de onafhankelijkheid in de keuze van methodes en in zijn beslissingen. Bij het opmaken van contracten maakt hij melding van de Deontologische Code en hij verwijst ernaar in zijn professionele verbintenissen.

Art.29. De psycholoog moet de continuïteit verzekeren van de professionele diensten die hij aan de cliënt of proefpersoon verstrekt, met inbegrip van de medewerking met andere beroepen.
Hij neemt de nodige maatregelen wanneer hij zijn verbintenis moet opschorten of beëindigen.
Afdeling III. - De competentie van de psycholoog

Art.30. In de uitoefening van zijn beroep moet de psycholoog zijn professionele competentie en beroepskwalificatie op een hoog niveau houden door deze verder te ontwikkelen door een permanente en weloverwogen interdisciplinaire bijscholing die rekening houdt met de meest recente ontwikkelingen in de psychologie, alsook door het nadenken over zijn persoonlijke betrokkenheid in het begrijpen van andermans gedrag.

Art.31. De psycholoog moet zijn activiteiten door middel van geëigende methodes evalueren.
Hij zal de nodige maatregelen treffen die hem moeten toelaten tijdig de eventueel nadelige en voorzienbare gevolgen van zijn werk te onderkennen.

Art.32. De psycholoog beoefent het beroep binnen de grenzen van zijn competenties en doet geen onderzoeken waarvoor hij geen specifieke kwalificatie heeft. Hij doet dit binnen het kader van de theorieën en de methodes die erkend worden door de wetenschappelijke gemeenschap der psychologen, en houdt daarbij rekening met de kritieken op en de evolutie van deze theorieën en methodes.
 
Art.33. De psycholoog is zich bewust van de beperkingen van de door hem aangewende procedures en methodes. Hij houdt rekening met deze beperkingen en voor hij besluiten trekt, verwijst hij zijn cliënt of proefpersoon in voorkomend geval door naar andere beroepsbeoefenaars. Hij legt een maximum aan objectiviteit aan de dag in al zijn activiteiten (therapie, onderzoek, verslag).

Art.34. In geval van ziekte, belangenconflicten of moreel onvermogen die een gebrek aan objectiviteit of een beperking van zijn beroepscompetenties met zich brengen verzoekt de psycholoog zijn cliënt of proefpersoon zich tot een vakgenoot te wenden.
Afdeling IV. - Integriteit, eerlijkheid van de psycholoog

Art.35. De psycholoog vermijdt het oneigenlijk of winst beogend gebruik maken van zijn psychologische kennis.
Hij zal geen methodes aanwenden die de betrokken personen schade kunnen toebrengen, die hen raken in hun waardigheid of die verder gaan in hun privéleven dan dit voor het nagestreefde doel vereist is.

Art.36. Als er een ethische vraag in het kader van zijn beroepsuitoefening wordt opgeworpen probeert de psycholoog een geschikte oplossing aan te brengen.
Indien nodig raadpleegt hij zijn vakgenoten die hem, met naleving van het beroepsgeheim, hulp zullen verlenen.

Art.37. De psycholoog is verplicht eerlijk en correct te zijn wat de financiële gevolgen van zijn beroepsactiviteiten betreft. Die gevolgen maken het voorwerp uit van een overeenkomst die wordt afgesloten voor de aanvang van de tussenkomst.

Art.38. De psycholoog mag geen ongerechtvaardigde beroepshandelingen stellen die niet in verhouding staan tot de aangepakte problematiek.

Art.39. De psycholoog mag zijn diensten bekendmaken op voorwaarde dat hij ze objectief en op waardige wijze voorstelt zonder de reputatie van zijn vakgenoten te schenden. Hij onthoudt zich van elke colportage. Hij heeft de plicht, indien hij zijn titels en kwalificaties, zijn opleiding, zijn ervaring, zijn competentie, evenals zijn aansluiting bij een beroepsgroepering vermeldt, dit op een correcte wijze te doen.

Art.40. De psycholoog mag onder zijn naam alleen studies of onderzoek publiceren dat hij persoonlijk heeft geleid of waartoe hij actief heeft bijgedragen. Hij ziet erop toe dat de mogelijkheden en beperkingen van de toepassing van de psychologie op correcte en duidelijke wijze worden voorgesteld in zijn publicaties en in zijn verklaringen.
 
 Art.41. De psycholoog moet alle nodige informatie op een klare en duidelijke wijze voorstellen en is verantwoordelijk voor de mededeling ervan op een begrijpelijke wijze. Hij mag alternatieve hypotheses niet verhullen of negeren.

Art.42. Psychologen die deelnemen aan het opstellen van psychologische adviezen in de media, mogen deze adviezen slechts in algemene termen verwoorden.

Art.43. De psycholoog mag met zijn cliënten of proefpersonen enkel professionele betrekkingen onderhouden. Hij gebruikt zijn positie niet voor proselitisme of vervreemding van de ander. Hij gaat niet in op een verzoek van een derde die een ongeoorloofd of immoreel voordeel nastreeft of die zijn gezag misbruikt bij het inschakelen van zijn diensten.

Art.44. Toenaderingen met seksuele connotatie of seksueel karakter en seksuele betrekkingen tussen de psycholoog en zijn cliënt of proefpersoon zijn ten strengste verboden.

Art.45. Wanneer een psycholoog verschillende activiteiten uitoefent (bijvoorbeeld expertise, diagnose op verzoek van derden, therapie, administratieve functies, ...) moet hij erop toezien dat de cliënt of proefpersoon op de hoogte is van die verschillende soorten activiteiten. Hij moet zijn cliënt of proefpersoon altijd van bij de aanvang duidelijk vermelden in welk kader hij hem ontmoet. Hij beperkt zich tot een enkele activiteit bij dezelfde persoon.

Art.46. De psycholoog aanvaardt noch biedt enige commissie wanneer hij een cliënt in psychologische problemen doorverwijst naar of doorverwezen krijgt van een andere beroepsbeoefenaar.

Art.47. De psycholoog eerbiedigt de opvattingen en de praktijk van zijn vakgenoten in zoverre deze in overeenstemming zijn met deze Code. Dit sluit echter de mogelijkheid van gegronde kritiek niet uit. Hij onthoudt er zich van zijn vakgenoten in het openbaar te denigreren. Bij het uitoefenen van zijn professionele activiteiten neemt de psycholoog een collegiale houding aan tegenover alle vakgenoten.

Art.48. Wanneer een psycholoog van oordeel is dat een vakgenoot zich niet gedraagt in overeenstemming met deze Code, zal hij hem erop wijzen.

Art.49. De psycholoog mag geen enkele druk dulden bij de uitoefening van zijn functies. Bij moeilijkheden brengt hij zijn vakgenoten hiervan op de hoogte.

Art.50. Bij samenwerking met andere beroepen zal de psycholoog zijn professionele identiteit en onafhankelijkheid doen eerbiedigen en eerbiedigt hij die van de anderen.
Art. 51. De minister bevoegd voor Middenstand is belast met de uitvoering van dit besluit.